Ragdolls zijn zeer sociale katten. Ze zijn zachtaardig, goed gemutst, vredelievend en leergierig, maar ze zijn vooral dol op knuffelen en spelen. Ze gaan hun baasje het liefst iedere stap achterna. Daarom zijn het ook wel honden in kattenkleren.
Ragdolls sluiten zich helemaal aan bij hun menselijke famillieleden. Toch mag een soortgenoot als speelkameraad ook niet voor Ragdolls ontbreken. Katten zijn van nature eenlingen, maar met name sociale dieren zoals Ragdolls profiteren van samenleven met soortgenoten.
Aan nog een bijzondere eigenschap verleent de Ragdoll overigens zijn naam. Ragdoll is Engels voor lappenpop. Als je een Ragdoll oppakt en ze is ontspannen, wordt ze namelijk slap als een lappenpop. Ragdolls hebben en rustig karakter en laten zich graag & langdurig dragen, wat atypisch is voor de meeste katten. Deze eigenschap wordt toegeschreven aan het grote vertrouwen dat de katten aan hun baasje schenken.
De oorsprong van de Ragdoll ligt in de jaren 60 in Californië. De eerste fokker van dit ras was Ann Baker. Met een Angora-achtige witte kat genaamd Josephine en andere onbekende poezen bouwde ze de stamboom op. Ann Bakers fokkater zou al redelijk op de huidige Ragdoll hebben geleken: groot, halflange vacht en prachtig blauwe ogen.
Zoals zo vaak kwam het tussen de fokkers tot problemen. Toen Ann Baker de benaming Ragdoll liet patenteren en ze hoge normen oplegde voor elk dier gefokt uit haar lijn, splitsten veel fokkers zich af van de oorspronkelijke lijn. Zij ontwikkelden de lijn verder tot wat die nu is.
De Ragdoll is dus niet alleen een zeer jong ras, maar ook het eerste kattenras waarvoor ooit een patent is aangevraagd.